“Mam, kijk! Ze hebben ook boeken over geld in deze bibliotheek!”
Het is meer dan 20 jaar geleden. Ik lig op mijn knieën voor de kast met ‘Avi-boekjes’ en speur naar een leesbaar en toch interessant boek voor mijn achtjarige zoon. Na een heel jaar leesonderwijs heeft hij nog steeds geen Avi-niveau. “Mag je deze ook lenen?” Verwonderd houdt hij het boek omhoog. Alsof hij ervanuit gaat dat zoiets moois, uit de echte grotemensenwereld, niet voor hem bedoeld is, niet voor een kind dat niet kan scoren op de Avi-toets. Maar natuurlijk gaat het boek mee naar huis. En natuurlijk wordt het boek gelezen, van voor naar achter en terug. Na iedere ontcijferde bladzijde komt hij vertellen hoe het zit. Het hele gezin wordt aangestoken, we knippen beurskoersen uit de krant, kopen denkbeeldige aandelen en kijken met hem als expert hoeveel we aan het eind van de week verdiend zouden hebben.
Sezgin Cihangir schrijft in de NRC van 2 oktober 2020: ‘(Begrijpend) lezen hoeft helemaal niet leuk te zijn’. ‘(..) eerst leer je je kind de techniek (..) aan. Net zo lang tot het er plezier aan beleeft en hij het zelf gaat doen.’ Wij lazen inderdaad maandenlang plichtsgetrouw boekjes waarvan wij (en uitgevers) dachten dat het onze zoon zou interesseren en die de leesvaardigheid zouden vergroten. Pas toen hij zelf een (veel te moeilijk) boek vond dat hij wílde lezen begon zijn leesvaardigheid echt te ontwikkelen. Het hoefde niet persé ‘leuk’ te zijn maar het was wel nodig dat er ergens een vuurtje ging branden.
Bij mijn dochter zag ik op een heel andere manier hoe een boek een wereld opende. Het was zomer, we zaten samen op een kleedje in het gras in de tuin en ik las voor uit ‘De Torens van Februari’ van Tonke Dragt. Tegen het einde zag ik in haar blik een steeds groter wordende, verontruste verwondering. Ze was hier in de tuin en plukte de woorden van mijn lippen. Tegelijkertijd was ze in de wereld van Tom die door ‘het WOORD’ uit te spreken in een parallel universum belandde. Na de laatste bladzijde had ze maar één vraag: “Mama, is dat écht gebeurd?” Want stel je voor dat zíj́ het woord zou raden en per ongeluk op het goede moment zou uitspreken. Dan zou ze verder moeten leven in een andere wereld, zonder haar vader en moeder en haar vriendinnetjes. En dat wilde ze niet!! Haar vader stelde voor om een brief te schrijven aan Tonke Dragt. Na twee weken kwam het antwoord. ‘Of het waar is? In mijn inleiding bij het boek schrijf ik dat het wonderlijk is en “waar gebeurd”! Je denkt toch niet dat ik jou nu wat anders ga schrijven? Nee hoor!’
Dit was een kennismaking met de wereld van de verbeelding en zijn eigen wetten, die begon toen ze vol verwondering verdween in de wereld van Tom.
Sezgin Cihangir betoogt dat ‘zwakke kinderen’ helemaal afhankelijk zijn van ‘onderwijsvernieuwers’ die het onderwijs vooral ‘leuk’ willen maken, met functioneel analfabetisme en laag-gecijferdheid als gevolg. Toch zou ik hem graag laten zien hoe het leren in mijn kleutergroep regelmatig vleugels krijgt als ik mijn programma even opzij zet en aansluit bij die momenten van verwondering.
Zo las ik eens het boekje ‘Kom uit die kraan’ van Tjibbe Veldkamp voor. Bij Stein voltrok zich het wonder. “Ik ben Bart!”, riep hij, om meteen te doen alsof hij in de kraan klom. Al snel volgden de anderen, de een na de ander sprong op om een wals te besturen, een brug omhoog te hijsen of in een cementauto te klimmen. En het bleef dat jaar iets wat de kinderen deden. Als we naar een filmpje over leeuwen met hun welpjes keken, werden razendsnel de rollen verdeeld: ik ben de vader, de moeder, het kindje, riepen ze door elkaar heen. Om vervolgens te grommen, te likken, te springen en op leeuwenpoten rond te sluipen.
Het woord leeuw lezen gaat beter als je weet wat een leeuw is, weten wat een leeuw is gaat het best wanneer je er een bent geweest.
Cihangir schrijft over ‘raadselachtige termen als ‘Ontwikkelingsgericht Onderwijs’, alsof onderwijs ooit op stagnatie gericht zou zijn’. Inderdaad; ik heb ervaren dat onderwijs soms, ongewild, op stagnatie is gericht, wanneer alleen wordt gedacht aan opbrengsten en resultaten en voorbij wordt gegaan aan betrokkenheid en verwondering. In een kleutergroep net zo goed als op de middelbare school.
.
* Deze tekst verscheen eerder in de rubriek ‘schuurpapier’ van het tijdschrift ZONE
(themanummer verwondering, jaargang 20, 2021, nummer 1)