Leren door spel of spelen dat je leert?

Hij weet het meteen, straks als we buiten spelen gaat hij schatten zoeken, want hij is een zeerover. Hij heeft zelfs een zeerovers-naam. Gisteren was het nog kapitein Blauwbaard maar vandaag heet hij piraat Victor. Sinds we in onze groep 2/3 werken rond het thema Piraten en Zeerovers heeft hij iedere dag een klein schoudertasje mee. Elke schat die hij buiten vindt wordt zorgvuldig schoongemaakt, afgespoeld en krijgt een plekje in de tas. Ik bewonder de stenen, stukjes gekleurd plastic en zie dat het tasje ook vol zit met muntjes. ‘Waar heb je die gevonden?’ vraag ik. Zijn wenkbrauwen gaan een stukje naar beneden, zijn ogen vernauwen zich en met een net iets lagere stem vertelt hij dat hij ze niet heeft gevonden maar geroofd van een mevrouw. ‘Want ik ben piraat Victor! En piraten roven.’ Nadrukkelijk werpt hij mij nog een woeste blik toe.

De wereld begrijpen door te spelen

‘Speel je dat je een piraat bent?’ vraag ik voorzichtig en enigszins verontrust. Maar dat is natuurlijk helemaal fout gedacht. Want hij ís een piraat! ‘Iedere avond leert mijn vader mij alles over hoe piraten leven’, vertrouwt hij me toe. ‘En ik heb ook een eigen schip. En een schatkist en een kaart voor hoe ik moet varen.’

De afgelopen weken lazen we prentenboeken zoals Woeste Willem van Dieter en Ingrid Schubert en het ‘willewete’ boek Piraten van Susan Boshouwers. De kinderen bedachten een piratennaam die ze op hun eigen piratentasje schreven. Ze leerden wat navigeren en enteren was en hoe een kompas werkt. Ze ontwierpen vlaggen, tekenden alles wat piraten doen in de dwarsdoorsnede van een piratenschip en maakten boten die echt konden drijven. Vol verbazing hoorden ze dat piraten vroeger echt bestonden. Ze ontdekten zelfs dat Piet Hein nog ergens een graf had en vroegen zich af of ze daar niet heen konden met schoolreisje. Ze leerden dat er verschillende continenten bestaan met zeeën en oceanen daartussen. En dat de specerijen van ver weg bijna allemaal te vinden zijn in hun eigen keukenkastje. Savio zuigt alle informatie in zich op en dat zie je terug in zijn spel.

Spelen dat je leest

Met hetzelfde enthousiasme en dezelfde bevlogenheid begon hij weken eerder met ‘lezen’. Regelmatig was hij te vinden in ons leescafé. En terwijl Mehmet uit groep 3 zich, zodra het even kon, opwierp als volleerd barista verdiepte Savio zich in een boek. Eerst lijkt hij alleen de illustraties te bestuderen en te zoeken naar letters die hij herkent maar steeds vaker komt hij hij mij vertellen welke woorden en soms hele zinnen hij heeft ontcijferd.

Als een echte juf ben ik geneigd lezen als leeractiviteit te zien terwijl ik denk dat Savio speelt dat hij een piraat is. Maar is dat wel zo? Net zoals het voor Savio belangrijk is te weten hoe een piraat zich gedraagt, wil hij weten wat je doet als je leest. Je begint op de eerste bladzijde en leest door tot aan het eind van het boek. Je zit daarbij rustig op een plek en springt en danst niet heen en weer. De illustraties vertellen een verhaal maar geschreven zinnen, woorden en letters doen dat ook, dus dat moet je ontrafelen. Dat zijn allemaal dingen die Savio al heeft geleerd. Niet iedereen weet dat. ‘Hafeez, bladert alleen in een boek,’ zegt hij verontwaardigd, ‘dat is geen lezen!’

Door zich in te leven in hoe het is om een piraat te zijn; wat een piraat doet, hoe hij zich voelt, hoe hij eruit ziet, welke (zelfgemaakte) spullen er bij hem horen, kan hij alle informatie onthouden en ordenen. Wat hij weet zie je terug in de spelverhalen die hij speelt, alleen of met zijn vriendjes. Door een piraat te zijn begríjpt hij de wereld weer een beetje beter. En op dezelfde manier stelt hij zich voor hoe het is om een lezer te zijn. Savio speelt dat hij leest en hij geniet met volle teugen wat dit vreselijk serieuze, levensechte spel.

Zinnen, woorden en letters

Ondertussen lezen we hoe Karel Klus zijn eigen boot bouwde en experimenteren we vol overgave met drijven en zinken, wat regelmatig leidt tot wild gespetter en overal water. Hierna bedenken de kinderen van welk materiaal ze het best hun eigen kleine bootjes en vlotten kunnen maken. Voordat ze aan de slag gaan maken ze een lijstje van wat ze nodig hebben. Geconcentreerd tekent Savio de woorden na van het materiaal dat hij nodig heeft.

Uit het grote boek van de boze heks lees ik de kinderen van groep 2 voor hoe de egel en de merel een boot maken van een oude plank waarmee ze gaan varen op het ven. Met een stok duwen de dieren zich voort en soms lijkt het ven wel op een woeste zee. Maar als de stok in dit wilde schommelen breekt hebben ze wel een probleem. Op het digibord bekijk ik met de kinderen de zin ‘Daar is een stok om de boot te duwen’. We lezen de zin, husselen de losse woorden door elkaar en zetten ze weer in de goede volgorde, we veranderen de eerste letter van boot en maken zo heel veel nieuwe woorden. De zin schrijf ik op twee lange gele stroken. Van de ene strook knip ik de woorden los van elkaar, die komen in het bakje met eerdere woorden. De andere strook laat ik heel en komt op het prikbord. Ik vraag de kinderen wie er een boekje wil maken over het varen met een zelfgemaakte boot. Alleen Savio heeft tijd en zin.

Zonder op of om te kijken schuift hij aan tafel. De woorden heeft hij snel in de goede volgorde gelegd. Hij buigt zich voorover en gaat aan het werk. Toch staat hij een paar minuten later naast mij: ‘ik kan de ‘ee’ niet schrijven, wil jij dat even voor mij doen?’

Samen bestuderen we de ‘ee’s’ die hij schreef. Ik zeg dat ik ze eigenlijk best goed gelukt vind. Ik wijs degene aan die een mooi bochtje maken. En de twee ‘e’s’ die naast elkaar staan en zo samen een ‘ee’ maken.

Hij is meteen overtuigt en draait het dubbel gevouwen blad om.

Op de achterkant van het boekje gaat hij verder. Hij weet wel dat een boek niet aan de achterkant begint maar dat is nu even niet belangrijk. Op de voorkant heeft hij geoefend om een goede ‘ee’ te schrijven, dus daar is geen plek meer.

Weer begint hij met een mooie ‘ee’. Dat wordt het woordje ‘een’. Om daarna op een nieuwe regel opnieuw het eerste woord van de zin ‘een stok om de boot te duwen’ te schrijven. Als er geen ruimte meer is na het woordje ‘boot’ gaat hij erboven verder. Vaak zie je dat kinderen aan het eind van de regel een bochtje maken en van rechts naar links verder schrijven. Savio begint wel links maar schrijft dwars door het woord ‘een’ heen, alsof hij het niet ziet.

Savio kan inmiddels alle woorden lezen. Hij herkent de meeste letters. Toch denk ik dat hij de zin eerder aan het natekenen is dan dat hij schrijft.

Als de zin er staat maakt hij er een tekening bij. De boot, het water en de stok in de lange armen van het figuurtje op de boot.

Als de voorkant klaar is vraag ik hem wat er verder in zijn boek gebeurt. Of hij dat ook kan schrijven en tekenen. Ingespannen werkt hij verder. Er ontstaat een verhaal over het bouwen van een vlot of een boot. En als je dat doet, ja dan heb je een boot waarmee je kunt gaan varen.

Hij gebruikt de woorden uit het woorden-bakje. Af en toe oefent hij een letter, de ‘w’ bijvoorbeeld. En soms maakt hij zijn eigen woorden.

Als we zijn boek in de kring bekijken kan hij het niet meer voorlezen. Maar ik denk dat hij heeft geschreven: wij bouwen een vlot, en toen had (heb) hij een boot.

Savio is trots op wat hij doet. Hij leert hoe je een piraat moet zijn en hoe je boten bouwt die blijven drijven. Ondertussen leert hij lezen en schrijven. Eigenlijk lijkt hij wel op zijn grote broer in groep 4 die soms huiswerk mee naar huis neemt. En dus stopt ook hij af en toe iets in zijn laatje om thuis af te maken, als huiswerk.

Zo is spelen en leren onontwarbaar met elkaar vervlochten. De kleine piraat Victor speelt dat hij zijn grote broer is die op school leert lezen en schrijven en huiswerk mee naar huis neemt. Ondertussen leert hij nog veel en veel meer en geniet hij met volle teugen van het naspelen van de echte wereld.