Lange-afstands-interactie met kleuters

.

‘Jij bent niet in mijn huis hè? Maar hoe kan ik je dan zien?’ Het is voor het eerst in al die weken afstandsonderwijs dat iemand die vraag stelt. En natuurlijk is het de 5 jarige Isa.

Vol daadkracht, werkdrift en positiviteit stortten leerkrachten, ook die van kleutergroepen, zich de afgelopen tijd op het maken van activiteitenplacemats, dagberichten en het organiseren van zoom-gesprekken. Aan de andere kant van de lijn gingen ouders enthousiast met alle activiteiten aan de slag en deden hun stinkende best om, laverend tussen hun eigen thuiswerk en de schoolopdrachten, het gezellig te houden met elkaar. Er werden prachtige filmpjes en foto’s gedeeld en veel hartverwarmende berichtjes geschreven.

Af en toe schuurde het. Gijs die op de noodopvang vertelde dat hij zijn ‘huiswerk’ niet had gedaan, dat mama boos was geworden en hij het opnieuw moest maken. Suggesties die werden opgevat als opdrachten-die-moesten-leiden-naar-een-perfect-eindresultaat. In plaats van dat ze uitnodigden tot spel, ontdekkingstochten of plezier. Isa die ik haar vader tijdens een zoom-gesprek hoorde vragen of alle kinderen haar konden zien en daarna alleen nog maar riep: ‘ik wil het niet!’ De moeder van Sara die voorstelde om de microfoons van de 6 kinderen uit te zetten omdat ik niet te horen was in het geroezemoes dat uit alle 6 de huiskamers opsteeg. De stille kinderen op de schermpjes waren inderdaad veel overzichtelijker maar ik verloor alle contact met wat er in die huiskamers gebeurde. Zag kinderen verdwijnen en terugkomen, boos worden of iets heel anders gaan doen.

Als ik alleen met Isa een zoom-gesprek start neemt ze meteen het voortouw door weg te duiken onder de tafel. Seconden lang kijk ik naar een lege muur en de rugleuning van een bureaustoel. Alsof ik verstoppertje speel met een 2 jarige begin ik te praten: ‘waar ben je nou, ben je er nog wel, ik zie helemaal niets; alleen maar de muur en die is leeg en de stoel maar die is ook leeg, Isa waar ben je?’ Het blijft stil, geen geschuifel of onderdrukte geluidjes, zelfs haar ademhaling is niet te horen. Dan springt ze plotseling vanuit het niets te voorschijn. Ze schatert het uit. ‘Je wist niet waar ik was he?!’ Tussendoor laat ze zien wat ze allemaal heeft gedaan: paaseieren beschilderd, een vlinder gemaakt van een dubbelgevouwen blad met verfvlekken, echte rekensommen gemaakt. Maar steeds weer duikt ze opnieuw onder tafel om na een lange, intense stilte te voorschijn te springen. Ik hoor haar vader vermanend roepen dat ze moet blijven zitten nu juf helemaal alleen met haar aan het praten is, hij corrigeert zichzelf meteen: ‘ik moet me er ook niet mee bemoeien’.

‘Waar ben ik als weg ben hè?’ vraagt ze. Ja, waar is ze? ‘Ben je onder de tafel? Onder de tafel van je eigen huis?’ ‘Dat kan jij niet zien hè?’ gniffelt ze. ‘Als ik een rondje om mijn eigen tafel loop, kun jij mij dan zien?’ vraag ik. Ik sta op om daadwerkelijk om de tafel heen te lopen. Ineens ervaar ik zelf de spanning van het niet gezien worden maar toch contact hebben. Ik luister maar hoor niets. Half en half verwacht ik dat ze vol spanning zit te wachten tot ik weer terug ben. Maar het scherm is en blijft seconden lang leeg. Ik praat, vertel dat ik rond de tafel ben gelopen, dat ik weer terug ben. En …. ’tádá’! Daar is ze weer. We lachen allebei opgelucht. Ze stelt voor om samen vingerversjes te spelen. We doen: ‘in mijn huis, woont in iedere hoek een muis, …’. En ja dat huis; hoe kan het dat we niet bij elkaar in huis zijn maar elkaar toch kunnen zien? We zitten niet in elkaars computer. Kunnen we elkaar een high five geven op het scherm van de computer? Nee dat blijkt niet te kunnen. ‘Misschien heeft de computer een camera’, opper ik. Nee die van haar had dat niet, dat weet ze zeker. ‘Heb jij zo’n groen lichtje?’ Nee ook die heeft ze niet. Wel vindt ze allemaal andere lichtjes en dan ineens een plekje waar je je vinger op kunt leggen en dan is alles en iedereen verdwenen. Zou dat soms de camera zijn?

Plotseling is de aandacht weg, ze heeft nog zo veel te doen. Ik mag wel blijven, daar op een afstandje, op dat schermpje in haar huis terwijl zij weer verder gaat met haar leven. Nee, in gedag zeggen heeft ze niet zoveel zin. Liever houdt ze het draadje nog even vast. Vader en moeder moeten helpen om het lijntje te verbreken. ‘Dag lieve Isa, tot de volgende keer!’ Het lijkt op de moeite die ze soms in de klas heeft met de overgang van huis naar school en weer terug.

Het heeft me een hoop geleerd, dit gesprek op afstand met Isa. In de eerste plaats over de betekenis van online-interactie, voor leerkrachten net zo goed als voor kinderen. Dat je dat kunt onderzoeken. Dat we daar de tijd voor moeten nemen. En dat dat begint, zoals altijd, met heel goed kijken en luisteren. Samen.