Amir kan “lezen”

.

Met een strenge blik kijkt hij de kring rond. Zijn benen bungelen aan twee kanten van de juffen-kruk. Even kijkt hij aandachtig naar het boek op zijn schoot om dan met een lage, gedragen stem te zeggen: ‘de mannen lopen achter de schapen’. Daarna houdt hij het boek omhoog om aan de kinderen de afbeelding van de herders en de schapen te laten zien. Langzaam draait hij het boek de kring rond. Iedereen is vol aandacht. Bij de volgende bladzijde stelt hij een vraag: ‘waarom is dit een bijzondere ster?’ ‘Het is een vallende ster!!’ roept een aantal kinderen. ‘Heel goed, jullie hebben goed nagedacht. Het is een vallende ster.’

Een boekje lezen in de kring

Het was zo’n moment waarop de gezellige rommeligheid gemakkelijk om zou kunnen slaan in een onbeheersbare chaos. De kinderen moesten opruimen. Als ze klaar waren konden ze een boekje gaan lezen in de kring. Dit was nog geen terugkerende routine. En wat is het heerlijk om zo’n ongeorganiseerd moment te gebruiken om eens lekker te stoeien, te rennen en boven op elkaar te duikelen. In een opwelling vroeg ik Amir of hij even zou willen voorlezen. Dat liet hij zich geen twee keer zeggen en met zorg koos hij een boek uit de bak met kerstverhalen.

Amir is in september 6 jaar geworden. Hij had naar groep 3 gekund maar vorig jaar was besloten dat hij meer baat zou hebben bij nog een jaar groep 2. Niet omdat hij niet slim genoeg zou zijn of omdat hij achter liep. Amir leert nog veel tijdens spel, vooral als hij zelf het initiatief mag nemen. Hij vindt het moeilijker de instructie van de leerkracht te volgen en opdrachten tot een goed einde te brengen.

Maar zijn moeder maakt zich zorgen. Leert hij ooit lezen? Wordt hij nog wel een gehoorzame leerling die leert wat hij moet leren om te slagen in het leven? Vaak geeft ze Amir ’s ochtends de opdracht om te gaan lezen, nu meteen, want hij moet leren! Amir weet niet zo goed wat hij hiermee moet. Hij schippert tussen zijn moeders opmerkingen negeren, proberen iets te doen wat op ‘leren’ lijkt of de handdoek in de ring gooien. Regelmatig zegt hij uitdagend dat hij niet meer bij al die baby’s in de klas wil zitten om daarna eens flink ruzie te maken met alles en iedereen.

Je inleven in verhalen

Nu geniet ik van de voorlezende Amir. Als hij opkijkt en ziet dat een paar kinderen elkaar van hun plek afduwen blijkt dat hij prima weet hoe je je moet gedragen op school. ‘Handen en voeten bij jezelf! Anders kun je niet luisteren. En zeg -stop hou op-. En luisteren naar -stop hou op-!’ In een moeite door slaat hij de volgende bladzijde om. De drie koningen vertrekken met geschenken uit hun paleis. ‘Nu zie je een heel mooi kasteel’, kondigt hij aan. Als hij de illustratie laat zien veert Mounir op. ‘Dat is de moskee in Marokko! Daar ben ik geweest!!’ Amir kijkt nog eens goed. ‘Ja, dat is de moskee van Marokko. Daar ben ik ook geweest.’

Mounir vertelde de week hiervoor, toen de kerstbomen, de lichtjes, ballen en slingers de school binnenkwamen, dat hij thuis wel kerstmis vierde maar niet met de versieringen. Want ja, hij was moslim, dat wist ik toch wel? Veel kinderen herkenden dat. Ook zij zijn moslim. Door de drie koningen die vertrokken uit de “Marokkaanse moskee” werd de wereld uit het prentenboek ineens verbonden met de wereld van de kinderen thuis. Het deed de aandacht nog meer groeien.

Leren

‘Amir kan lezen’ zegt Samina met een mengeling van verbazing en bewondering. ‘Ja’, ‘ja’, klinkt het van verschillende kanten. ‘En hij leest zo mooi voor’, beaam ik. Amir geniet met volle teugen van alle aandacht en groeit in zijn nieuwe rol. Bladzijde voor bladzijde bestudeert hij de illustraties om daarna in mooie volzinnen het verhaal te vertellen. Hij blijkt al geleerd te hebben dat boekentaal verschilt van gewone spreektaal. Hij weet dat ook de illustraties een verhaal vertellen, net als de geschreven taal in een boek. Hij kan dat verhaal gloedvol en met spanning vertellen aan de andere kinderen die geboeid blijven luisteren.

Lezen is zo veel meer dan letters herkennen en het kunnen coderen van woorden. Om te leren lezen moet je snappen wat geschreven of gedrukte taal is. Je moet je kunnen inleven in verhalen, begrijpen wat er verteld wordt en de wereld die opgeroepen wordt kunnen verbinden met je eigen ervaringen. Je moet het verschil weten tussen een boodschappenlijstje, een handleiding, een krant of een berichtje op je telefoon. En vooral; je moet daarmee gespeeld hebben. Zelf een boodschappenlijstje hebben gemaakt, samen met juf een handleiding hebben gelezen of als dokter een recept op een papiertje hebben gekrabbeld.

Of je moet, zoals Amir, een boek hebben “voorgelezen” in de kring. Grote kans dat je dan snel (echt) leert lezen en dat je lezen blijft!