Hoe letters en cijfers de kleutergroep binnen kwamen tuimelen

.

‘Weet je wat er in mijn rugzak zit? Mijn konijn!’ Enthousiast houdt Tim een grote, zwarte rugzak omhoog. ‘Hij is heel groot maar hij past er in. Als je ‘m aan de lettertak hangt moet je zo dat kleine knijpertje aan zijn oor doen want anders kan het niet. Zijn oor is het dunste, verder is ‘ie dik. Zal ik ‘m even pakken?’ We staan nog op het plein te wachten tot iedereen er is en we naar binnen kunnen. Voorzichtig, zonder zijn enthousiasme te temperen maan ik hem het Konijn nog even veilig in zijn tas te laten voordat we hem aan zijn oor aan de ‘lettertak’ met de letter K hangen.

Bijna veertig jaar geleden, tijdens de kleuterleidsters-opleiding, kregen we ieder jaar vele uren Nederlands. Dat ging over de taalontwikkeling van jonge kinderen. De ontwikkeling van ‘één-woords-zinnen’ naar ’twee-woords-zinnen’ naar ‘meer-woords-zinnen’. We merkten dat een jongste kleuter vaak nog maar net ‘meer-woords-zinnen’ gebruikt. Het ging over de ontwikkeling van Nederlands als tweede taal. Het ging over ‘overgeneralisatie’: het ontdekken van (werkwoord-)regels waardoor kinderen ineens bijvoorbeeld ‘loopte’ gaan zeggen. En dat je dan onnadrukkelijk de zin kunt herhalen met het woordje ‘liep’ erin, zodat ze ook de uitzondering op de regel leerden kennen. Allemaal zonder het expliciet te benoemen of uit te leggen. Het ging heel veel over voorlezen; waarom en hoe en welke boeken. Het ging over het voeren van kringgesprekken, over ’taal-denkrelaties’, over het uitbreiden van de woordenschat, over taalgrapjes en taalspelletjes en rijmen. We ontdekten hoe een kleuter in taal een hele wereld weet op te roepen die nog niet te onderscheiden is van de realiteit; als je een verhaal vertelde over een brandweerauto had net toevallig de helft van de kinderen gisteren een brandweerauto gezien met als het even kan het brandende huis erbij. Maar over letters ging het nooit.

Toen ik jaren later weer terugkwam voor de klas had de ontwikkeling van ‘geletterdheid’ zijn intrede gedaan in de groepen 1/2. In de huishoek kwamen agenda’s en kranten en een kladblok om een boodschappenlijstje te ‘schrijven’. De kinderen dicteerden teksten bij een tekening, we schreven samen brieven in de kring of maakten tekeningen bij een voorgelezen verhaal. Maar echt over letters ging het nog steeds niet.

Ongemerkt werden die letters echter steeds belangrijker. Eerst onnadrukkelijk, vol verwondering opgemerkt op een gestolen moment. Want wat een feest is het om de letter van je naam te ontdekken op een melkpak of in de brief die juf aan het schrijven is. Daarna verschenen er steeds meer letterlesjes in de kleine kring, werkten we met de letter van de week op lettertafels en in letterkoffertjes, gingen we toetsen hoeveel letters een vijfjarige al kende, gonsde het door de wandelgangen dat een kind zeker 16 letters moest beheersen voordat het naar groep 3 zou kunnen.

En nu hangt er dus alweer jaren een ‘lettertak’ bij ons in de klas. Wanneer we in de kring zitten en Jelle het Konijn van Tim ziet, herinnert hij zich ineens dat hij Kat Kitty en Kleine Kraai meegenomen heeft. Ik vraag de jongens waarom nou juist het konijn en de kat en de kraai? Het is even zoeken, ze weten het ook niet meer zo precies. En al snel verlies ik de aandacht van de meeste kinderen in de kring voor zoiets abstracts als een letter. Ik doe het gebaar voor dat hoort bij de klank Kuh; je duim onder je kin, je wijsvinger samen met de andere vingers tegen je lip en dan klik je je hand naar voren. Bijna iedereen doet mee: ‘Kuh-àààà-tuh, Koh-oooo-nnnn-ijijijij-nnnnn’ zingen we samen. Voel je het klikje achter op je tong? Ja ze voelen het, en nog een keer, en nog een keer. Al snel ontstaan er onzinwoorden na die grappige Kuh. Guus ontdekt voor het eerst dat je woorden kunt maken na die Kuh-klank. ‘Kuh-euken, juf! En Kuh-ikker!’ De rest van de dag blijven er woorden op-poppen in zijn hoofd.

Rosalie, net op school en nog helemaal in haar eigen wereld, ontgaat volledig wat er gebeurt. Ze kijkt naar buiten, plukt aan een plantje op de vensterbank, bekijkt de schoenen van haar buurvrouw. Maar als ik de woorden ‘Kat Kitty’ met grote gebaren op een blaadje schrijf is ze er ineens helemaal bij. Zij heeft ook een poes! Ik moet háár poes ook opschrijven! En dan blijken er heel veel poezen thuis te zijn met allemaal een eigen naam. Hoe vaak ik poes ook corrigeer in Kat het gaat er niet meer in. De kinderen roepen door elkaar heen de naam van hun phoe-oeoeoe-sssss. Want wie weet; als je net zo gek praat als juf schrijft ze jouw poes misschien ook wel op.

Ik besluit dat we lang genoeg in de kring hebben gezeten. Je aandacht richten samen met 23 andere kinderen, wachten met iets vertellen tot je aan de beurt bent; het is al heel wat zo in de eerste weken van het schooljaar. En dan ook nog de naam van je knuffel zien als een woord dat begint met de Kuh-klank; eigenlijk is bijna geen van deze kinderen daar al aan toe. ‘Mogen Kat Kitty en Kleine Kraai aan de lettertak’, vraag ik aan Jelle. Ik zie de aarzeling, het slikken. ‘Van mama moeten ze wel weer mee terug naar huis.’ Een half uur voordat we naar huis gaan komt hij het vragen. Kunnen ze weer terug in zijn tas? Zijn stem bibbert een beetje, alsof hij er rekening mee houdt dat er onbegrijpelijke regels zijn die maken dat je knuffels zomaar aan die lettertak moeten blijven hangen. En natuurlijk mogen Kat Kitty en Kleine Kraai weer mee naar huis.

Het is zeker niet verkeerd om kleuters kennis te laten maken met klanken en letters, net zoals met cijfers en hoeveelheden. Maar laten we niet denken dat de kinderen in mijn groep nu de letter K hebben geleerd. Wij speelden met de klanken van betekenisvolle woorden. En die betekenis kunnen ze nog helemaal niet los zien van het woord zelf. Het woord ‘Kat-Kitty’ is onderdeel van het hele wezen van de onmisbare knuffel, dat je haar ook ‘Chat Minou’ zou kunnen noemen is ondenkbaar, dan zou het niet meer dezelfde knuffel zijn.

Het mooie is dat uiteindelijk het abstracte begrip van woorden en letters vanzelf ontstaat wanneer kinderen spelen met dingen die ze steeds een andere betekenis geven. De tak wordt een zwaard of een hengel of een paard. Ze onderzoeken de functie van letters en klanken wanneer ze spelen dat ze een boodschappenlijstje ‘schrijven’ of ‘lezen’ in een krant, wanneer ze rijmspelletjes doen, taalgrapjes maken, onzin-liedjes verzinnen. Kinderen ontwikkelen een abstracte, symbolische manier denken wanneer ze verhalen vertellen en uitspelen, voorgelezen worden, steeds beter leren redeneren, wanneer ze een verhaal vertellen in een tekening. Kortom, bij alles wat er in een kleuterklas gebeurt.